van Utrecht
De beroemde
werfkelders
zijn eigenlijk
stenen boogbruggen,
één voor ieder grachtenpand.
Er stroom geen water onderdoor, maar de
kelder
van het huis is op deze manier doorgetrokken,
onder de straat door tot aan de
werf.
Zo kon handelswaar op die lage
kade
gelost worden en in huis gebracht
zonder het verkeer op de 'hoge weg' te hinderen. Omdat de
tongewelven
haaks op de
rooilijn
geslagen zijn,
wordt de druk van het
gewelf
(en het verkeer dat eroverheen dendert)
afgevoerd naar de gewelven van de buren. Die kunnen dat wel hebben, geholpen door een aardpakket
tussen de rondingen. Kortom: aan de kant van de gracht hoeft geen druk opgevangen te woerden en
zou de
straatkelder
eigenlijk wel open kunnen blijven. De houten schotten, die op oude afbeeldingen
soms nog te zien zijn, bewijzen dit verhaal over het krachtenspel.
De stenen afsluitmuur van de werfkelder is de
werfmuur, hij hoorde bij de kelder, en om de paar meter was
er dus een andere eigenaar. En dat was te zien: de ene werfmuur was goed onderhouden, de ander stond op instorten.
Voor de werven zelf gold eenzelfde verhaal.
Door deze desolate toestand werd de unieke werfstructuur van Utrecht
door haast niemand gewaardeerd toen het
Utrechts Monumentenfonds
er in 1946 een tentoonstelling aan wijdde en voor
behoud pleitte. Langzaamaan kwam er een kentering en werd werfmuur na werfmuur door de Gemeente overgenomen en
gerestaureerd. Helaas in de beginperiode meer nog om een fraai stadsgezicht
te verkrijgen dan een
bouwhistorisch verantwoord resultaat. Veel muren werden tot de grond toe afgebroken en in een
verzonnen vorm 'herbouwd', waardoor de geschiedenis van de 19e en 20e eeuw op weinig plaatsen
meer herkenbaar is. Momenteel is geen Utrecht-promotie meer denkbaar zonder foto's van de werven
met hun werfmuren. Voor eten vóór of achter de
werfmuren van de Oudegracht
moet je in de rij staan.
Daarom zijn de
tegenhangers aan de Nieuwegracht
zo'n verademing: die stralen rust uit.
De 'werfmuren' van bijvoorbeeld de
Plompetorengracht
zijn geen werfmuren (want er is geen werf),
maar kademuren,
straatkelder-kademuren
om precies te zijn.
Tekst: Jean Penders (02-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: C.L. Temminck Groll